Recensie VIN – De Groene Amsterdammer

FEMKE ESSINK

Al bijna twintig jaar staat de Vlaamse dichteres en schrijfster Ruth Lasters voor de klas in het beroepsonderwijs – het kan haast niet anders dan dat haar ervaringen verwerkt zijn in Vin, een doorleefd en bevlogen verhaal over de impact van onderwijs op sociale ongelijkheid.

Dat klinkt misschien als een beleidsstuk, maar Vin is dat juist niet. Als een eigentijdse variant op de negentiende-eeuwse sociaal-realistische romans die de erbarmelijke levensomstandigheden van arbeiders moesten belichten, dringt Vin door in de dynamiek van het Vrij Instituut voor Nijverheid (VIN), een school waar Belgisch-Marokkaanse jongens worden opgeleid tot elektriciens en timmerlieden terwijl hun docenten gebukt gaan onder werkdruk en twijfelen over het toekomstperspectief van hun leerlingen.

Kansarme jongeren zijn het, ‘voor meer dan zeventig procent geboren uit laaggeschoolde anderstaligen’, aldus Lore Wuytinck, die Engels en natuurwetenschappen geeft en als beginnend docente chronisch de wanhoop nabij is. Ze kan geen orde houden, ontwikkelt allerlei bedenkelijke overlevingsstrategieën en lijdt aan een bedriegerscomplex. Binnen de schoolmuren is ze optimistisch over de mogelijkheden van haar creatieve, grappige leerlingen. De rapregels die ze onder aan hun opdrachten vindt, laten zien ‘dat het geen halve idioten zijn die alleen de handleiding van een plaatlasmachine kunnen lezen’. Maar buiten maken de voorbijsnellende bakfietsen van de autochtone bevolking – ‘straaljagers in een wijk als deze’ – haar cynisch, want ‘wie krijgt een straaljager ooit ingehaald?’

In hoog tempo wisselt Lasters drie perspectieven met elkaar af. Naast Lore zijn er Sergei, de Belgisch-Poolse conciërge die op het terrein van het VIN woont, en de Armeense schoonmaakster Anna. Als poppenspeler laat de schrijver deze drie levens steeds strakker met elkaar verknoopt raken. Twee vragen stuwen het verhaal voort: welke ‘rattenstreek’ heeft Lore precies uitgehaald waarover ze zich zo schuldig voelt, en welke papieren moet ze precies voor Sergei uit het schoolarchief redden?

‘Vin’ maakt duidelijk: je moet vooral een beetje geluk hebben met je startpositie

Nauwkeurig en geduldig werkt Lasters toe naar de dramatische ontknoping – soms iets te geduldig. De opties blijven wel heel nadrukkelijk open, en hier en daar wordt de lezer merkbaar even op het verkeerde been gezet om de spanning op te bouwen. Door eigen toedoen krijgt Lore de verantwoordelijkheid voor een inspectiedossier, wat haar op de grens van overspannenheid brengt. De aanloop daarnaartoe wordt breed uitgesponnen, net als de vivisectie die ze pleegt op haar eigen rattenstreek. Maar achteraf wordt duidelijk waarom alle lijntjes nodig zijn voor het slot, dat ontroerender is dan voorzien en de roman ook tot een aangrijpende liefdesgeschiedenis maakt.

Balancerend op de rand van de armoede, en beide met het nodige leed achter de rug, proberen Sergei en Anna – overigens de meest volwaardige personages uit de arbeidersklasse die ik het afgelopen jaar in de Nederlandstalige literatuur ben tegengekomen – het leven veerkrachtig tegemoet te treden. In het kielzog van haar ex-man, een zwartwerkende loodgieter die altijd op de vlucht was voor belastingcontroles en boetes, verloor Anna bij elke verhuizing naar een ander land iets van zichzelf. Het is veelzeggend dat we haar verhaal enkel vanuit de derde persoon meekrijgen; ze ligt onder verdoving in het ziekenhuis en kan zelf niet meer spreken. Sergei klinkt in eerste instantie nogal onbehouwen, maar zijn zachtaardigheid schemert steeds door zijn ruwe taalgebruik. Je gunt het ze zo, de huiselijke liefde die ze bij elkaar eindelijk weer vinden, maar net als de leerlingen van het VIN zijn Sergei en Anna ook niet ‘voor de chance’ geboren.

Als deze roman één punt duidelijk maakt, dan is het dat goed je best doen op school, hard werken en je invechten niet de weg naar een fatsoenlijk betaalde baan plaveien: je moet vooral een beetje geluk hebben met je startpositie. Pijnlijk laat Lasters zien dat onderwijs tot opwaartse sociale mobiliteit kan leiden, maar net zo goed de geschiedenis met accentverschillen kan herhalen. Door zijn dyslexie heeft Sergei het nooit verder geschopt dan conciërge van de school waar hij zelf nog op heeft gezeten: ‘Het enige wat hielp was aan de stroomschema’s denken die aan de muur hingen beneden in het werkhuis. (…) Zo rap zag ik al die pijlen op die schema’s dan voor mij verspringen dat het mij feitelijk niet meer kon schelen dat ik dat gelul over koning zus en klojo zo niet deftig gelezen kreeg.’ Het taalprobleem van de jongens die Sergei op het VIN onder zijn hoede heeft zet ze ook op achterstand, en ze weten het: ‘Ze schenen in de verte al het irritant piepende karretje te horen waarmee ze levenslang alleen andermans baklijnen mochten kalken.’

Met de kracht van fictie maakt Lasters de keerzijden van onze meritocratie inzichtelijk. Haar verhaal illustreert hoe lage maatschappelijke waardering voor de talenten van de jongens van het VIN ongelijkheid op een ingewikkelde manier in stand houdt. Met visie, compassie, en ten slotte – gelukkig, zou ik willen zeggen – ook met hoop toont ze hoe economische, politieke, sociale omstandigheden concrete mensenlevens beïnvloeden. Vin is een roman die je bij het ministerie van OCW in de postvakjes zou willen leggen.