Gelatinevellen als raampjes

De ironische blik in Ruth Lasters’ gedichten doet ons nadenken over de manier waarop we met de werkelijkheid omgaan.

Paul Demets

Zaterdag 11 maart 2023

****

We weten het al sinds haar ­debuutbundel Vouwplannen (2007): de poëzie van Ruth Lasters, die deze week de Arkprijs van het Vrije Woord kreeg, is beeldend. maar dan wel op een bijzondere manier. Ze vertrekt van herkenbare situaties die ze ­observeert en interpreteert, maar waarop ze ook verder associeert. Zo opent ze de deur voor de lezer, die zich meteen thuisvoelt, maar telkens meegenomen wordt in een ­verrassend parcours door vele kamers.

Het avontuur van die reis begint al bij de ­titels van de gedichten. Die verwijzen telkens naar iets concreets, zoals in het openingsgedicht van de bundel, ‘Lavendel’. We worden meegenomen naar de geuren van zo’n ‘tintelpaarse eindeloosheid’, waarbij Ruth Lasters ons van de zintuiglijke waarneming naar het niveau van de taal lokt en een neologisme verzint, ‘navendel’, als een krachtige omschrijving van wat ze in het gedicht ‘het ­naruiken van het volmaaktste violet’ noemt. Om het vervolgens te hebben over de manier waarop we de werkelijkheid mooier kunnen maken dan ze is, zoals haar geliefde doet wanneer de opgeveegde urine bij de dementerende moeder over haar voorhoofd loopt en hij teder ‘Ik loop ook graag in de regen’ zegt. Een liefdesgedicht, dus, maar intussen ben je al op veel meer plekken geweest dan in een minder ­originele vertegenwoordiger van het genre.

Lasters poëzie is ook in de nieuwe bundel Tijgerbrood een feest voor de zintuigen en het associatievermogen. Maar de taal, maakt Lasters duidelijk in ‘Appelboom’ moet het dikwijls tegen de reactie van de zintuigen ­afleggen: ‘Vlak voor ik niet wordt alles even pointillistisch in mijn hoofd./ Als het acuut gaat kriebelen in mijn sinussen, lijkt taal ­bereid/ om haar totale nederlaag toe te geven// aan de verblindend mooie dwarrel­stormen van het licht.’

Burlesk

Ruth Lasters is een dichter die de werkelijkheid observeert en transformeert in haar ­gedichten. Dat stemt de lezer vrolijk. Haar ­poëzie doet in dat opzicht denken aan die van Fritzi van Beek en aan die van Gust Gils, door het grillige, soms burleske taalgebruik. Ze is, net als Gils, ook kritisch. Gust Gils omschreef poëzie als ‘de juiste verbazing’. Het zou een goede typering van de poëzie van Ruth Lasters kunnen zijn. Dat werd meer dan ooit duidelijk toen Lasters, als een van de Antwerpse stadsdichters, begin september 2022 haar mandaat teruggaf toen een ­gedicht van haar niet mocht worden verspreid. De kwestie stelde het functioneren van stadsdichters in een veranderend politiek klimaat op scherp. Nochtans kaartte Lasters in haar gedicht, dat ze samen met een aantal leerlingen van de Spectrumschool in Deurne schreef en in haar nieuwe bundel ­opnam, een belangrijk thema aan: de blijvende discriminatie van een groot aantal leerlingen in het secundair onderwijs, door de verdeling in een A- en een B-stroom: ‘Straks vraagt gij, Vlaanderen, nog losgeld/ voor het woord ­“intelligent” dat gij al eeuwenlang gegijzeld houdt,/ alleen voor quizzers ­reserveert, voor dokters, architecten,/ wetenschappers voor mevrouw Michiels en ­advocaten.’

Dierlijke camouflagekleuren

Lasters’ poëzie wordt gekenmerkt door een eigenzinnig verbond tussen ernst en humor. Maar je kan niet zeggen dat ze vrolijk wordt van de werkelijkheid. Het strikken van veters op straat noemt ze ‘de laatste toegestane openbare broosheid’. Ze wacht naar eigen zeggen op ‘een nieuwe messias’ die ‘neon veters en “ooit” aan “nu” en “grauw” aan “hoop” bindt in de hoofden/ van de omstaanders die daverend -Veterapplaus, // klinkt dat zo? Is het dat, is het/ dat maar?’ Dit typeert de ironische blik van Ruth Lasters. Haar gedichten stemmen precies daardoor tot nadenken over de manier waarop we met de werkelijkheid omgaan. Bijvoorbeeld over hoe we het verleden niet achter ons kunnen laten, zoals een man die zijn vrouw verloor in de aanslagen van ­nine eleven: ‘Nooit graait hij ter verlossing achter zich.’ Of over heldenmoed. Lasters weet niet of ze daarover beschikt. Zelfs niet of ze verontrust wil ­worden door een oorlogsfilm: ‘We kunnen ook een roadmovie of een romcom kiezen’. De titel van haar bundel, ­Tijgerbrood, roept een speelse associatie op: die van een dichter in dierlijke camouflagekleuren die veel gedaantes aanneemt in deze bundel, om op verschillende manieren de werkelijkheid te bespieden.

De bundel is het beste geestelijke voedsel om deze maatschappij, die beheerst wordt door een ­gebrek aan nuance, dialoog en ­verbeelding, aan te kunnen.


Paul Demets, De Standaard, maart 2023