Recensie Tijgerbrood, uit Trouw, Janita Monna

HET WANTENKOORDJE

Ruth Lasters laat haar gedichten vertrekken uit een volstrekt originele invalshoek.

Heel vaak gebeurt het niet dat een gedicht het nieuws haalt, maar met Losgeld gebeurde dat wel. Ruth Lasters schreef het als stads- dichter vanAntwerpen, samen met enkele van haar leerlingen, want ze is óók docent. In het gedicht sprak ze zich fel uit tegen de stigmatisering in hetVlaamse onderwijssys- teem: ‘Aan Vlaanderen een vraag: wanneer ligt de maatschappij/ volledig plat? Is dat wanneer de notarissen en de senators sta- ken?/ Of als de loodgieters, de bakkers en de havenarbeiders niet opdagen?’

De stad Antwerpen weigerde Losgeld waarop Lasters het stadsdichterschap neer- legde. Het gedicht trok zich er niks van aan: dat oogsttebijval van vele lezers en haalde ook in Nederland de nieuwskolommen. En nu is Lasters’ krachtige pleidooi om ook de ‘vakman slim’ te noemen, opgenomen in haar nieuwe bundel Tijgerbrood

Opvallend is dat waar het Antwerps stads- bestuur Losgeld niet vond passen bij de ‘ver- bindende rol van de stadsdichter’, de gedich- ten in Tijgerbrood vooral geschreven zijn vanuit verbinding met wie dierbaar is, met de maatschappij, met het nu, vroeger, straks, of het zoeken daarnaar.

 Strik

‘I lost my mother’s watch. And look! my last, or, next-to-last, of three loved houses went.

The art of losing isn’t hard to master.’

Elizabeth Bishop

 Verliesgewenning: de eerste tien jaar heb je recht

op een koordje dat je wanten samenhoudt en dat is het dan.

 Als sprekend symbool voor de tijd dat alles nog vanzelfsprekend heel was, tovert Las- ters het ‘wantenkoordje’ tevoorschijn, dat kinderwantjes samenhoudt. Het moment waarop dat koordje wordt doorgeknipt, noemt ze fraai ‘verliesgewenning’, als was het een voorbereiding op die zoveelgrotere verliezen, later. Lasters’ poëzie laat dat ver- lies in allerlei gedaanten zien, van persoon- lijk gemis tot de teloorgang van de aarde.

Daarbij vertrekken haar gedichten vaak vanuit een volstrekt originele invalshoek. Zou het een idee zijn om de apocalyptische klimaatverandering aanschouwelijk te ma- ken met smeltende sneeuwpoppen? ‘Mis- schien vergt het een acht miljard koppig/ sneeuwmannenleger dat uitsterving voor ons voordoet’. Van daaruit kunnen haar re- gels onvermoede afslagen nemen. Van obers insterrenrestaurants en hoe die klanten in hun jas helpen is het bij Lasters één stap naar haar jeugd of naar een ander leven.

Zo’n verleidelijk begin gaat weleens ten onder aan wijdlopige zinnen of lastig volgba- re associaties, aan beelden die het gedicht in spagaat doen belanden. Maar vaker weet ze een slinger aan het denken te geven. Ja, laten we donorklinkers sturen naar wie mond- dood gemaakt zijn(‘A’s met stadsadem van avondpleinen’); ja, laten we houden van wie ons lief zijn. Wie wil weten hoe dat moet: lees Tijgerbrood.

KLIK HIER OM RECHTSTREEKS NAAR HET GEDICHT STRIK TE GAAN